De auteur van dit artikel is grotendeels Luitenant-Generaal BEERNAERTS zelf. Ondergetekende heeft er zich toe beperkt commentaar toe te voegen bij een tekst samengesteld door een groot aantal citaten en overpeinzingen van Generaal BEERNAERTS; hij drukt zijn diepe erkentelijkheid uit aan Mevrouw BEERNAERTS die hem toegestaan heeft documenten en manuscripten van haar echtgenoot te consulteren.
“Mijn meest hartelijke gelukwensen aan deze opmerkelijke leerling:
ik voorspel hem een mooie toekomst !”
De Commandant van de Cadettenschool spreidde een zeldzame helderziendheid ten toon toen hij deze vermelding neerschreef op het rapport van de leerling Georges BEERNAERTS op 1 augustus 1913.
Een jaar later, toen hij leerling was aan de Koninklijke Militaire School werd Georges BEERNAERTS ingelijfd bij het 24e Lijnregiment en wordt op de ouderdom van 19 jaar pelotonscommandant. Zonder dralen geeft hij blijk van een moed die zijn kenmerk zal blijven gedurende zijn ganse leven. Na zwaar gekwetst geweest te zijn te HALEN, gaat hij over naar de artillerie; zijn heroïsch gedrag aan het front zal met twee vermeldingen beloond worden.
Na de oorlog beëindigt Georges BEERNAERTS zijn studies van burgerlijk ingenieur aan de Koninklijke Militaire School ; hij wordt er repetitor in de Toegepaste Mechanica. Tijdens zijn loopbaan dient hij vervolgens in verschillende artillerie-eenheden en in de directie van dit wapen. Gedurende de 18-daagse veldtocht in 1940 dient Majoor BEERNAERTS in het Algemeen Hoofdkwartier. Na zijn krijgsgevangenschap in Duitsland wordt hij in 1941 gerepatrieerd; hij treedt onmiddellijk toe tot de Weerstand, waar zijn actie zal beloond worden met een oorlogskruis. Na een eerste keer aangehouden te zijn verlaat hij België in 1944 en ontsnapt aldus aan een nieuwe aanhouding ; hij vervoegt de Belgische strijdkrachten in Groot-Brittannië.
Na de tweede wereldoorlog keert hij eerst terug naar de directie van de artillerie vooraleer het commando van de Koninklijke Militaire School op te nemen. Hij beëindigt zijn loopbaan als commandant van de Basis. Ondertussen bekleedde hij nog de functies van Vleugeladjudant van Z.K.H. de Prins Regent en van Kabinetschef van de Minister van Landsverdediging.
"Een wetenschap verdient slechts die naam indien zij boven alles leert te twijfelen en onwetend te zijn."
Georges BEERNAERTS was een geleerd mens. Als burgerlijk ingenieur, licentiaat in handels- en financiële wetenschappen, lid van de Beheerraad van de Koninklijke Belgische Vereniging van Ingenieurs en Industriëlen, actief lid van het Belgisch Instituut van Politieke Wetenschappen kende hij de deugden van een stevig leiderschap en van het belang van het vermogen intellectueel gematigd op te treden.
Hij was eveneens een wijs man. Hij wist dat voor een Staatsburger en dus ook voor een officier de ontwikkeling van het innerlijk leven een sine qua non voorwaarde is voor het ontbolsteren van zijn persoonlijkheid. Hij zal het dikwijls herhalen: “Bouw een innerlijke levenstempel en weet bij uzelf deze onmetelijk morele kracht te putten die ter beschikking gesteld wordt door de actie, het plichtsbesef, de edelmoedigheid en een diepe rechtvaardigheidszin...”.
Wie hem gekend heeft is het ermee eens: Generaal BEERNAERTS bezat veel kwaliteiten. Zijn meest opmerkelijke gaven waren zijn intelligentie, zijn luciditeit, zijn moed en wilskracht (hij paste zelf een strenge zelfdiscipline toe), zijn rechtschapenheid, zijn diep respect voor de vrijheid, zijn discrete naastenliefde, zijn verdraagzaamheid en zijn eenvoud.
Zijn manuscripten geven daarenboven blijk van zijn meest indrukwekkende karaktertrek: zijn voortdurende bekommernis zichzelf in vraag te stellen. Voor hem staat de mens gelijk met gedachte en met rede ; hij kan slechts zijn rol van mens vervullen indien hij bekwaam is naar de stem van de waarheid te luisteren: “Een wetenschap verdient slechts die naam indien zij boven alles leert te twijfelen en onwetend te zijn. Een werkelijk verlichte vrije intelligentie wenst in elke actie klaar te zien, probeert met een ware hartstocht te begrijpen [...] en maakt zich los van alle vooringenomen meningen om zijn eigen waarheid op te bouwen. Er bestaat inderdaad geen absolute en opgedrongen “Waarheid ”; er bestaat voor iedereen een eigen waarheid, die elkeen met zijn intellect en zijn hart opbouwt”.
Georges BEERNAERTS was ten zeerste gehecht aan de humanistische deugden. Hij gaf voortdurend het voorbeeld opdat het menselijk element nooit zou verwaarloosd worden. Zijn talrijke werken van naastenliefde zijn hier een duidelijk voorbeeld van. Hij hechtte eveneens een groot belang aan de hiërarchische betrekkingen; in de redevoeringen die hij regelmatig richtte tot zijn leerlingen in de KMS zal hij steeds de aandacht van iedereen trekken op de sociale en menselijke rol van de Staatsburger en van de officier, die “het beroep uitoefent van mensenleider en opvoeder, hetgeen de mooiste en nobelste opdracht is, en waarvan het ideaal met toewijding, edelmoedigheid en liefde overeenkomt...”.
"Bouw een innerlijke levenstempel en weet bij uzelf deze onmetelijk morele kracht te putten die ter beschikking gesteld wordt door de actie, het plichtsbesef, de edelmoedigheid en een diepe rechtvaardigheidszin."
Georges BEERNAERTS werd benoemd tot Commandant van de KMS op 11 april 1946; hij zou er het volle pond van zijn talent van chef, van zijn roeping als bouwheer en van zijn talent van opvoeder geven. Hij zou aan de KMS een impuls geven en een prestige verlenen die haar spoedig zou plaatsen op hetzelfde niveau als de burger- universiteiten.
Reeds in 1946 neemt Kolonel BEERNAERTS belangrijke beslissingen i.v.m. de organisatie van de KMS. De benamingen “Artillerie-Genie” en “Infanterie-Cavalerie” worden onder meer opgeheven en vervangen door “Polytechnische Afdeling” en “Afdeling Alle Wapens” . Hij wil inderdaad absoluut het vroegere waanidee van “Armes simples - Armes spéciales” laten varen. Meer bepaald in Alle Wapens is hij geen voorstander van de “militaire technicus”, van wie de vorming een “afkooksel zou zijn van die van de polytechnicus”. Hij wil dat de wetenschappen “waarin de krijgstucht haar wortels vindt, namelijk sociologie, psychologie en zedenleer” in het programma opgenomen worden. Hij wil de leerling met lessen, persoonlijk werk, conferenties en buitenschoolse bezoeken een brede algemene ontwikkeling meegeven en zijn sluimerende wetenschappelijke belangstelling aanwakkeren. Bovendien wil hij vooral een School creëren “waar de vrijgevigheid en het vertrouwen de plaats innemen van de draconische regelgeving en de coërcitie.”
Twee vijfden van het voor de 86e promotie Alle Wapens opgestelde programma worden dan ook in beslag genomen door sociologie, economie, filosofie, recht, psychologie en taalonderwijs.
Generaal BEERNAERTS legt aldus de fundering voor de huidige Faculteit Sociale en militaire wetenschappen: zijn inspanningen zullen uiteindelijk bekroond worden wanneer de 101ste promotie Alle Wapens, die in 1961 tot de KMS toetreedt, als eerste een volledige universitaire cyclus zal doorlopen.
Voor wat de vorming van de toekomstige kaders van de strijdkrachten betreft is hij zeer bewust van de moeilijkheid karakters en gewetens te vormen: “Deze vorming is ongetwijfeld moeilijker dan het onderwijzen van wetenschappelijke disciplines. Meestal kan men dit ten andere niet onderwijzen; het moet in een passende omgeving door het voorbeeld ingeprent worden”. Hij wil inderdaad de sociale mens vormen, hem reflexen bijbrengen die hem zullen toelaten zich zo goed mogelijk aan te passen binnen een samenleving waarvan de collectieve prestaties en de gemeenschappelijke invloed steeds groeit. Tevens moet echter actief gewerkt worden aan de ontwikkeling van de intellectuele nieuwsgierigheid, de kritische geest en de vrijheid tot oordelen. Het gaat hier om de “Beernaerts stempel”, waarop voortaan de vorming in de KMS zal gebaseerd zijn.
Hij verwerpt elke draconische reglementering en dwangmaatregel; hij geeft integendeel de voorkeur aan “[...] een discipline gebaseerd op wederzijds vertrouwen en solidariteit, toewijding en initiatief, die aan ieder alle mogelijke autonomie geeft in het kader van de plichten waarvan hij kennis genomen en die hij aanvaard heeft, en die de gewoonte aankweekt na te denken en te analyseren om aldus de volledige ontbolstering van zijn persoonlijkheid te verwezenlijken. Deze actie moet uitgeoefend worden in een institutionele, sociale en juridische omgeving binnen het kader van een Staat en een Alliantie. Vandaar het belang van de gedragswetenschappen”.
Generaal BEERNAERTS is er, van bij zijn aankomst in de KMS, van overtuigd dat de vorming van officieren grondig moet herzien worden. In zijn ogen is de officier een Staatsburger die bekwaam moet zijn mensen te leiden en te motiveren zowel in vredes- als in oorlogstijd; hij moet zijn verantwoordelijkheden opnemen in de schoot van kleine, middelgrote of grote entiteiten (naargelang hun indeling en hun graad). De laatste Commandanten van de KMS bevinden zich in dezelfde gedragslijn als hun illustere voorganger: zij streven er eveneens naar “de toekomstige officieren een karakteriële en fysische bekwaamheid te doen verwerven, samen met de noodzakelijke technieken die een chef van een kleine groep mannen en vrouwen moet toelaten te ageren in een vijandige omgeving”.
Daarenboven onderlijnde Georges BEERNAERTS reeds in 1947 dat de militaire chef op de meest rationele manier moet combineren, coördineren, integreren, beheren, vergelijken en beslissen. Hij moet mensen leiden en dikwijls zeer gesofistikeerde materialen beheren. Vandaar het belang van de intellectuele vorming, die o.a. moet gebaseerd zijn op de wetenschappen van het civiel en militair beheer. Het leger is tenslotte een (zeer grote) onderneming die op dezelfde manier moet beheerd en geleid worden als een grootschalige privé- of overheidsonderneming.
"Discipline gebaseerd op wederzijdsvertrouwen en solidariteit,toewijding en initiatief"
Hij laat er geen enkele twijfel over bestaan dat “de waarde van de gestelde lichamen meer afhangt van hun basiscultuur dan van hun professionele opleiding. [...] Men moet aan de verleiding weerstaan de wetenschappelijke vorming van de toekomstige officieren te herleiden tot een zuiver professioneel onderwijs. De werkelijke opdracht van een militaire school is niet de oprichting van een werkplaats voor leerjongens met het doel direct bruikbare officieren te leveren aan het leger, maar de leerlingen eraan gewoon te maken te analyseren, oordelen te vellen, logisch te denken, nauwkeurig te observeren, hun kennis te klasseren en hun waarnemingen te veralgemenen”. Het gaat er dus niet om pelotonscommandanten te vormen, maar een meer ambitieus doeleinde na te streven.
De ideeën van Generaal BEERNAERTS oriënteren nog altijd de acties van zijn opvolgers; hij was werkelijk de “naoorlogse vernieuwer”, zoals zijn opvolger, Generaal-Majoor DANNEELS hem noemde in een toespraak.
Wanneer Luitenant-Generaal BEERNAERTS op 6 april 1951 met eer, maar met droefheid in het hart, het commando van de KMS zal overgeven kan hij zonder grootspraak verklaren aan het professorenkorps en het kader: “Wij hebben samen grootse zaken verwezenlijkt; dit bouwwerk is leefbaar en zal intact bewaard blijven. Wij zijn erin geslaagd deze School de zin voor verhevenheid bij te brengen; wij hebben haar na een harde strijd haar universitaire plaats laten innemen”.
"Wij hebben samen grootse zaken verwezenlijkt; dit bouwwerk is leefbaar en zal intact bewaard blijven."